Rechtspraak ambtenarenrecht, ontslag, juni 2023

 

Rechtbank Den Haag 8 juni 2023
ECLI:NL:RBDHA:2023:8077, Rechtbank Den Haag, 22/7091 (rechtspraak.nl)

Samenvatting

In deze zaak is eiser eervol ontslag verleend omdat hij uit een vertrouwensfunctie moest worden ontheven. De reden daarvoor is dat de verklaring van geen bezwaar (VGB) van eiser door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is ingetrokken. Nu hoger beroep geen schorsende werking heeft, hoeft de uitkomst van de hoger beroepsprocedure tegen de intrekking van de VGB van eiser, niet eerst te worden afgewacht.

Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat aan een militair ambtenaar eervol ontslag kan worden verleend, indien hij uit een vertrouwensfunctie moet worden ontheven omdat zijn VGB is ingetrokken. Voordat tot eervol ontslag kan worden besloten, dient verweerder advies in te winnen van een commissie die daartoe is ingesteld (‘het ontslagadvies’). Indien het een militair ambtenaar zonder officiersrang betreft, kan het ontslag slechts plaatsvinden met medewerking van de minister-president.

De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat verweerder gehouden was de uitkomst van de hoger beroepsprocedure tegen de intrekking van de VGB van eiser af te wachten. De reden daarvoor is dat (hoger) beroep geen schorsende werking heeft, waardoor het besluit tot intrekking van de VGB van kracht blijft totdat het is vernietigd. Daarnaast heeft verweerder, overeenkomstig het uitgebrachte ontslagadvies, gewacht met de verlening van het eervol ontslag totdat de rechtbank uitspraak had gedaan op het beroep van eiser tegen de intrekking van de VGB. Het had op de weg van eiser gelegen om bij de hoger beroepsrechter een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen, om de intrekking van de VGB te schorsen. Nu eiser dat niet heeft gedaan, mocht verweerder uitgaan van de rechtmatigheid van het besluit tot intrekking van de VGB. Tot slot heeft de minister-president zijn medewerking verleend. De rechtbank concludeert dat aan alle voorwaarden voor het verlenen van eervol ontslag is voldaan. Indien in hoger beroep alsnog zou blijken dat de VGB ten onrechte is ingetrokken dan kan daarin mogelijk aanleiding gevonden worden het ontslagbesluit te herzien.

Rechtbank Den Haag 7 juni 2023
ECLI:NL:RBDHA:2023:8036 Rechtbank Den Haag, 07-06-2023, 22/88

Rechtbank Den Haag heeft in deze zaak geoordeeld dat een aanvraag om een buitenlands onderscheidingsteken te mogen dragen op een militair uniform, niet afgewezen kan worden op grond van het tenuevoorschrift uit het Handboek onderscheidingen. Het Handboek onderscheidingen kan namelijk niet als algemeen verbindend voorschrift worden aangemerkt, omdat niet is gebleken dat deze is vastgesteld op basis van een regelgevende bevoegdheid en niet officieel bekend is gemaakt.

Centrale Raad van Beroep 1 juni 2023
ECLI:NL:CRVB:2023:1052, Centrale Raad van Beroep, 22/1164 MAW (rechtspraak.nl)

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze zaak geoordeeld dat appellant, die werkzaam was bij het beroepspersoneel van de Koninklijke Marechaussee (KMar), terecht ontslagen is voor rijden onder invloed. Op grond van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 is appellant aangehouden voor het besturen van een snorfiets onder invloed van alcohol.

Binnen de KMar geldt een beleid ten aanzien van het treffen van disciplinaire maatregelen voor het rijden onder invloed. Dit beleid houdt, voor zover in deze zaak van belang, in dat bij een alcoholpromillage dat hoger is dan het promillage dat door het Openbaar Ministerie wordt gehanteerd als transactiegrens bij de ervaren bestuurder, in beginsel ontslag volgt.

De Raad oordeelt dat hij dit beleid van de minister niet onredelijk acht, in aanmerking nemend de bijzondere positie van de KMar als organisatie met politietaken binnen onze samenleving en de hoge eisen die aan medewerkers worden gesteld wat betreft de betrouwbaarheid en integriteit.

Omdat het beleid op intranet is gepubliceerd, wordt appellant niet gevolgd in zijn betoog dat aan het beleid onvoldoende kenbaarheid is gegeven en hij daardoor niet op de hoogte was van het beleid. Als militair van de KMar had het appellant duidelijk moeten zijn dat het getoonde gedrag, dat binnen het strafrecht geldt als een misdrijf, niet verenigbaar is met de taken die appellant als marechaussee verricht of gaat verrichten. De staatssecretaris heeft het belang van Defensie, in het bijzonder van de KMar om te kunnen vertrouwen op integere en verantwoordelijke medewerkers, zwaarder mogen laten wegen dan het belang van appellant bij behoud van zijn baan.

Samenvatting

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat hij het beleid van de KMar ten aanzien van het treffen van disciplinaire maatregelen voor het rijden onder invloed niet onredelijk acht. Zodoende is ontslag in verband met het rijden onder invloed van alcohol gerechtvaardigd.

Centrale Raad van Beroep 4 mei 2023
ECLI:NL:CRVB:2023:850, Centrale Raad van Beroep, 21 / 958 MPW (rechtspraak.nl)

Appellante in deze is als militair ingezet bij de vuurwerkramp in Enschede in mei 2000. Als gevolg hiervan heeft zij PTSS opgelopen. Aan appellante is een militair invaliditeitspensioen
toegekend.

De aanvraag van appellante om een militair invaliditeitspensioen in de zin van artikel 21a, eerste lid, van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen (Besluit) is afgewezen.

Ingevolge artikel 21a, eerste lid, van het Besluit heeft de gewezen militair die voor 1 juli 2007 is ontslagen en bij wie als gevolg van inzet tijdens oorlogsomstandigheden of een crisis- beheersingsoperatie op een daartoe voor 1 juni 2012 gedane eerste aanvraag, invaliditeit met dienstverband is vastgesteld, aanspraak op een eenmalige bijzondere uitkering (Regeling Ereschuld).

Uit de toelichting blijkt dat de Regeling Ereschuld alleen bedoeld is voor veteranen als bedoeld in de Veteranenwet. Volgens de Veteranenwet is een veteraan een militair, een gewezen militair, of een gewezen dienstplichtige, van de Nederlandse krijgsmacht, dan wel van het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger, alsmede degene die behoorde tot het vaarplichtig koopvaardijpersoneel, die het Koninkrijk der Nederlanden heeft gediend onder oorlogsomstandigheden dan wel heeft deelgenomen aan een missie ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde voor zover deze missie bij regeling van Onze Minister is aangewezen. In de Regeling voorzieningen bij vredes- en humanitaire acties (VVHO) zijn bedoelde missies aangewezen. Het gaat hierbij alleen om inzet in internationaal verband. De vuurwerkramp in Enschede wordt hierbij niet genoemd. Dit alles in aanmerking genomen, kan de Raad de uitleg van de staatssecretaris volgen dat onder het begrip crisisbeheersingsoperatie als bedoeld in artikel 21a van het Besluit alleen de bedoelde internationale missies zijn te begrijpen.

Samenvatting

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat onder het begrip crisis-beheersingsoperatie als bedoeld in artikel 21a van het Besluit alleen de bedoelde internationale missies zijn te begrijpen.

Centrale Raad van Beroep 26 april 2023
ECLI:NL:CRVB:2023:817, Centrale Raad van Beroep, 21 / 3147 MAW (rechtspraak.nl)

Deze uitspraak gaat over de afwijzing van het verzoek van appellant om herwaardering van zijn functie met toekenning van een hogere rang.

Appellant doet onder andere een beroep op het gelijkheidsbeginsel.

Volgens de staatssecretaris slaagt het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet en berust de bevordering van de voorgangers van appellant op een fout. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris met zijn toelichting in het bestreden besluit aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is geweest van gemaakte fouten bij de voorgangers van appellant op de functie. Hoewel veel fouten zijn gemaakt, hoeft de staatssecretaris deze fouten niet te herhalen.

Vaste rechtspraak is dat het gelijkheidsbeginsel niet zo ver strekt dat het betrokken bestuursorgaan kan worden gedwongen om eenmaal gemaakte fouten te (blijven) herhalen.


Rechtbank Den Haag 17 april 2023
ECLI:NL:RBDHA:2023:5806, Rechtbank Den Haag, AWB - 22 _ 4224 (rechtspraak.nl)


Eiser, is op 2 mei 1978 aangesteld als militair en ingedeeld bij de Koninklijke Landmacht, laatstelijk in de rang van luitenant-kolonel. Eiser is in 1995 op uitzending geweest naar Angola en nadien naar Afghanistan, Syrië en Koeweit. Per 1 februari 2019 is hij met Functioneel Leeftijdsontslag (FLO) gegaan. Aan eiser is een uitkering ingevolge de Uitkeringswet Gewezen Militairen (UGM) toegekend.

Eiser is op 30 november 1995 een ongeval overkomen tijdens zijn uitzending in Angola. Hij is tijdens zijn werkzaamheden door een plafond van een woning gezakt en van een hoogte van ongeveer 3,5 meter naar beneden gevallen. Daarbij heeft hij een verbrijzelde talus van de linker enkel opgelopen, waarvoor hij een operatie heeft ondergaan. Bij besluit van 15 maart 1996 is dit ongeval als dienstongeval aangemerkt.

Deze zaak gaat over een eiser die kampt met dienstverbandaandoeningen. Deze heeft hij opgelopen door een ongeval tijdens zijn uitzending in Angola. Er is sprake van een eindtoestand voor de dienstverbandaandoeningen.

In deze zaak overweegt de rechtbank dat staatssecretaris van Defensie in redelijkheid een einddatum heeft kunnen verbinden aan de vergoeding voor fysiotherapie in plaats van een vergoeding toe te kennen voor onbepaalde tijd. Ook bij een medische eindtoestand is het niet ondenkbaar dat zich nadien (medische) omstandigheden voordoen die maken dat een aanspraak op vergoeding anders moet worden beoordeeld. Daarom ligt het op de weg van eiser om een nieuwe aanvraag te doen voor toekomstige vergoedingen, waarna een herbeoordeling kan plaatsvinden. Daarbij dient te worden beoordeeld of de behandeling voor de gevolgen van de dienstverbandaandoeningen medisch noodzakelijk is.

Rechtbank Den Haag 4 april 2023
ECLI:NL:RBDHA:2023:7131, Rechtbank Den Haag, SGR 22/5143 (rechtspraak.nl)


Een burgerlijke ambtenaar werkzaam bij Defensie die ongeschikt is om zijn arbeid te verrichten door ziekte heeft vanaf de dag waarop deze ongeschiktheid begint, gedurende twaalf maanden aanspraak op zijn volledige bezoldiging. Na deze twaalf maanden heeft hij tot het einde van zijn betrekking aanspraak op 70% van zijn bezoldiging. Dit blijkt uit artikel 26, eerste lid van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (IBBAD).

In artikel 26, vierde en vijfde lid, van het IBBAD is limitatief opgesomd in welke gevallen na afloop van de termijn van twaalf maanden aanspraak gemaakt kan worden op volledige doorbetaling. Dat is het geval indien de ziekte in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de opgedragen arbeid of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten. Daarnaast geldt dit in de periode van zwangerschap- of bevallingsverlof en over de uren dat loonvormende arbeid is verricht.

Eiseres betoogt dat verweerder 100% van haar bezoldiging had moeten doorbetalen, omdat verweerder onvoldoende inspanningen heeft verricht in het kader van haar re-integratie.

In de Nota Loondoorbetaling bij ziekte van 27 oktober 2016 is echter expliciet overwogen dat de korting op loondoorbetaling in het tweede ziektejaar dwingendrechtelijk is geregeld. De uitzonderingen daarop zijn limitatief. De omstandigheid dat verweerder onvoldoende inspanningen heeft verricht in het kader van de re-integratie valt niet onder deze uitzonderingen, mede omdat daarvoor andere instrumenten zijn.

Samenvatting

De omstandigheid dat het ministerie van Defensie onvoldoende inspanningen heeft verricht in het kader van de re-integratie valt niet onder de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 26, vierde en vijfde lid, van het IBBAD. Daarom bestaan om die reden geen aanspraak op volledige doorbetaling van de bezoldiging.

Rechtbank Den Haag 31 maart 2023
ECLI:NL:RBDHA:2023:7129, Rechtbank Den Haag, SGR 22/5088 (rechtspraak.nl)

De zaak gaat over het toekennen van een bindingspremie van verweerder aan eiser, een adjudant-onderofficier.

Uit het toekenningsbesluit volgt dat eiser gedurende deze periode moet voldoen aan de voorwaarden van de Nota Bindingspremie “5 generaties Materieellogisiek” van het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) en pas na afloop van deze periode zijn recht op de bindingspremie ontstaat. Wel is het mogelijk om een voorschot te ontvangen. In dit besluit is opgenomen dat als aan eiser binnen de bindingsperiode ontslag wordt verleend, de vooraf ontvangen bedragen terugbetaald moeten worden. Eiser heeft op zijn verzoek een voorschot van € 26.192,81 ontvangen.

Uit de Nota Bindingspremie “5 generaties Materieellogistiek” volgt dat één van de voorwaarden is dat de militair de rang van onderofficier heeft en behoort tot een personeelscategorie als opgenomen in tabel 1a van bijlage A van de Nota.

Eiser heeft gesolliciteerd op de functie van DS-Luitenant binnen de Commando Luchtstrijdkrachten. Bij besluit is deze functie hem toegekend en is hij bevorderd tot
officier.

Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat verweerder een ruime mate van beleidsruimte heeft om een bindingspremie toe te spitsen op de specifieke omstandigheden
van het operationele commando. Zoals volgt uit de Nota Bindingspremie “5 generaties
Materieellogistiek” is deze bij het CLSK toegespitst op het behoud van specifiek schaars
personeel in de materiele logistieke keten. Niet is gebleken dat bij de andere commando’s
sprake is van vergelijkbare situaties. Dit maakt ook dat verweerder in eisers geval geen afstemming met andere commando’s hoefde te zoeken over het toe te passen beleid.

Samenvatting

In deze zaak heeft Rechtbank Den Haag geoordeeld dat een toegekende bindingspremie terugbetaald dient te worden indien een adjudantonderofficier bevorderd tot officier.

Vragen? Neem contact op met ons.